Enkele tips voor het plantgoed:
Pak de doos zo snel mogelijk uit, ook als u nog niet meteen gaat planten. U kunt het plantgoed in pot buiten rechtop plaatsen en bij droog weer water geven.
Zolang de potjes goed vochtig blijven kunnen ze op een beschutte plaats eventueel weken blijven staan!
Plantgoed met kale wortel kunt u inkuilen (bossen met wortels ingraven) Zolang de wortels maar vochtig blijven kan het plantgoed bij koel weer een aantal dagen blijven staan tot het planten.
Direct planten is wel het beste!
Wacht met planten tot de grond geschikt is, d.w.z. niet te nat of erg droog.
Zorg voor een goede grondbewerking van minimaal 30 cm diep.
De plantafstand is afhankelijk van de maat van de bomen bij de oogst. Voor bomen van ongeveer 2 meter kunt u een plantafstand van 1 x 1 meter aanhouden. Voor bomen van ongeveer 1,25 – 1,50 meter kunt u ze dichter planten, bijvoorbeeld 75 x 75 cm.
Bemesting:
Voor het planten kunt u de grond bemesten met stalmest, compost of groencompost.
In het eerste jaar heeft het plantgoed geen of weinig bemesting nodig als u voor het planten de grond heeft bemest.
Om een goede indruk te krijgen van de bemestingstoestand van de grond kunt u een grondonderzoek laten verrichten door BLLG.
Vanaf het tweede groeijaar kunt u een basisbemesting geven van 1 à 2 kilo mengmest (NPK bijv. 12-10-18) per 100 m² in het voorjaar voor het uitlopen.
Als de bomen groter worden in het 3e tot 7e jaar, kunt u de bemesting geleidelijk opvoeren naar ongeveer 4-5 kilo per 100 m².
Zorg ook voor een goede magnesiumvoorraad in de bodem, 1-2 kilo kieseriet per 100 m².
De pH (zuurgraad) van de grond moet tussen 4,5 – 6,0 zijn.
Het Planten:
Verwijder de plastic pot pas vlak voor het planten.
Plant het plantgoed zo dat de bovenkant van de potgrond net onder de grond zit (0,5-1 cm).
Zorg ervoor dat de boom recht staat!
Druk de grond rondom de boom goed aan zodat de omringende grond goed aansluit rondom de wortels.
Onkruidbestrijding:
Vooral tijdens de eerste twee jaar van de teelt is onkruidbestrijding een punt van aandacht.
Tijdens het uitlopen van de bomen in mei/juni is het belangrijk dat de grond zoveel mogelijk onkruidvrij is, zodat de bomen ongestoord kunnen groeien.
Onkruidbestrijding kan door maaien (met een bosmaaier of grasmaaier), schoffelen en door chemische bestrijding.
Enkele kwekers zetten Shropshire schapen in om het onkruid te maaien. Deze schapen eten wel onkruid, maar geen kerstbomen!
Let op dat u bij een bespuiting met Round-up de bomen niet raakt.
Ziekten en plagen:
Over het algemeen zijn alle soorten kerstbomen weinig gevoelig voor ziekten en plagen.
De Picea-soorten kunnen in een zachte winter worden aangetast door de groene sparrenluis. Deze komen in januari-februari voor en zitten vaak aan de onderkant van de naalden. Ze zijn moeilijk te zien omdat ze nagenoeg dezelfde kleur hebben als de naalden. Gebruik eventueel een vergrootglas.
Zelden komt spint in de kerstbomen voor. Dit uit zich in het van binnenuit bruin worden van de bomen. Verwarren met lichtgebrek bij zeer dichte bomen is mogelijk, maar spint geeft ook spinseldraden.
Wees voorzichtig met het planten van de Picea Omorika, Abies Lasiocarpa en Abies Fraseri op lang nat blijvende plaatsen in verband met wortelrot.
Verzorging:
Verwijder eventuele dubbele koppen en laat de beste kop staan.
Eventueel bijsnoeien kan in het voorjaar, vóór het uitlopen van de kerstbomen, zodat het snoeiwerk niet zichtbaar is bij de verkoop in het najaar.
De afstand tussen de takkenkransen moet ongeveer 30-40 cm zijn om een mooie, volle kerstboom te krijgen. Bemest dus niet te veel en de Picea-soorten kunt u terugsnoeien tot deze lengte.
Afleveren:
Het rooien van de eerste kerstbomen begint vaak vanaf het derde groeijaar. Het is verstandig om de bomen ‘om en om’ te rooien (vooral bij de kleinere plantafstanden), zodat de overblijvende bomen meer ruimte hebben om uit te groeien.
Maak duidelijke afspraken met de afnemer over leverdata en betaling.